Start van de orkest

Met de oprichting van Van Leer’s Harmonie “De Walskoningen” op 2 maart 1941, werd de basis gelegd voor de huidige vereniging.” Dit klopt natuurlijk, maar hoe is dat zo gekomen en wie zat daar achter?

Hoogovens, opgericht in 1918, staat aan het begin van de tweede wereldoorlog (1940) eigenlijk nog in z’n kinderschoenen. Aanvankelijk produceerde Hoogovens alleen maar ruwe basisproducten van ijzer, en pas in 1939 werd begonnen met de productie van staal.

Voor de verwerking van deze basisproducten vestigden zich dicht in de buurt van Hoogovens andere bedrijven. Een daarvan was Van Leer’s Walsbedrijf, een bedrijf met een behoorlijk sociaal gezicht.

Het personeel kreeg met medewerking van de directeur een eigen personeelsvereniging. Vanuit deze personeelsvereniging is door een aantal leden, die zelf vanuit hun vorige werk en woonsituatie muzikant waren (de meeste werknemers kwamen van ver weg naar IJmuiden want daar was werk), het initiatief genomen om een harmonieorkest op te richten.

Met de verspreiding van een brief onder het personeel om je aan te melden voor een nieuwe club kwamen 24 positieve reacties waarna op zondagochtend 2 maart 1941 in een verduisterde schuur (het was immers oorlog) aan de Westerhoutweg met de toen aanwezigen een nieuw harmonieorkest opgericht. De naam “de Walskoningen” volgt pas enige dagen later omdat de directeur als sponsor van de vereniging de naam mocht bedenken.

Zoals gezegd 24 leden en een behoorlijke spreiding in de bezetting en een eigen dirigent (G.J.P.Martineau, zelf ook amateur) en een eigen Bestuur waarin Marinus Bal (23 jaar) de voorzittershamer hanteert (en dat heeft hij 32 jaar volgehouden). Als je dan bedenkt dat veelal jeugdige personen dit initiatief genomen hebben verdient dit wel respect!

Dankzij de financiele steun van directeur van Leer kon de nieuwe harmonie een praktisch nieuw instrumentarium aanschaffen voor de som van fl. 1002,30 voor 25 instrumenten!! (nu koop je daar een 2e hands klarinet voor). De leverancier was de firma Steyn uit Zaandam en de verkoper was Willem Steyn, een naam die we nog vele keren zullen tegenkomen.

Ook de contributie werd vastgesteld, en wel op 15 cent per week. Al vlug werd dit 25 cent  wegens  de  schulden.  Als repetitieavond werd gekozen  voor de vrijdagavond, dus sindsdien geen verandering!

Dus toen aan de slag, er moest gerepeteerd worden.

1941 – 1946
Van Leer’s Walsbedrijven

Hoogovens staat bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 in zekere zin nog in de kinderschoenen. Het bedrijf, opgericht in 1918, produceert jaarlijks een relatief klein beetje staal en neemt een bescheiden plaats in Kennemerland in. En toch, in de vooroorlogse jaren groeit het bedrijf snel.

Naast aardbeien, vis, strand en zee krijgt het gebied rondom de monding van het Noordzeekanaal er in ijzer en staal, langzaam maar zeker, kenmerkende trefwoorden bij. De productie is bescheiden en ook lang niet veelomvattend. Voor de verwerking van de basisproducten is Hoogovens lange tijd aangewezen op derden, die zich om praktische redenen dicht bij het jonge concern vestigen. Een van die bedrijven is Van Leer’s Walsbedrijven. Een middelgrote onderneming, die op het moment van de Duitse invasie al met ploegendiensten werkt.

Van Leer’s Personeelsvereniging

Nog geen jaar na de Duitse inval, middenin de eerste bezettingswinter, wordt de basis gelegd voor wat nu Tata Steel Orkest is. De eerste stappen worden gezet door de ijverige personeelsvereniging bij Van Leer. Het bedrijf, toe nog een zelfstandige fabriek voor walserijproducten, is later overgenomen door Hoogovens.

De personeelsvereniging bij Van Leer, opgericht op 10 januari 1940, biedt werknemers van de walserij de gelegenheid om, zij het op beperkte schaal, een hobby uit te oefenen. De vereniging kent een bloeiend bestaan, al is het maar omdat de personeelsleden tijdens hun voet- en fietstochten naar het werk volop de gelegenheid hebben plannen en ervaringen uit te wisselen.

De donkere oorlogsjaren geven een extra stimulans om in saamhorigheid en in hobby’s enige troost te zoeken. Het maken van muziek was en is zo’n hobby

De Oprichting van ‘De Walskoningen’

In een verduisterde schuur van de familie Amse aan de Westerhoutweg in Beverwijk vergaderen op zondagmorgen 2 maart 1941 twaalf leden van Van Leer’s Personeelsvereniging over een circulaire, die kort daarvoor in het bedrijf is rondgestuurd. Daarin worden kandidaten geworven voor een nog op te richten muziekkorps. Het resultaat van die oproep: vierentwintig aanmeldingen. Het weer is op die zondagmorgen onvriendelijk. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom slechts de helft van de aspirantleden op de vergadering verschijnt. Niettemin, de aanwezigen buigen zich met enthousiasme over het plan om een harmoniekorps op te richten en leggen dat ook in een officieel besluit vast. Bovendien wordt direct een bestuur gekozen, waarin de jeugdige Marinus Bal de voorzittershamer hanteert. Hij wordt terzijde gestaan door secretaris M. Rademaker en penningmeester H.J. Hendriks. G.J.P. Martineau, als amateur behept met de meest tot de verbeelding sprekende muzikale achtergrond, is bereid het korps als dirigent onder zijn hoede te nemen.

Het korps is er na die 2e maart 1941, maar een naam nog niet. Directeur B. van Leer is verheugd over de activiteiten van zijn personeelsvereniging, die hij beschouwt als een welkome bijdrage aan de gemeenschapszin in de fabriek. Hij beloont de oprichting van het harmoniekorps met financiële steun. Het lijkt de muzikanten daarom een passende gedachte om de naamgeving aan hun directeur over te laten. Van Leer komt met het weinig spirituele ‘De Walskoningen’.

De vondst van de directeur wordt nooit echt populair en verbastert in de volksmond al gauw tot ‘Van Leer’s Muziek’. De Zaanse muziekhandel J. Steyn levert voor een bedrag van fl. 1.002,30 (zo’n € 455,-) de instrumenten, die bijna twee maanden na de oprichtingsvergadering worden uitgereikt. Plaats van handeling is dan het houten clublokaal van Van Leer’s Personeelsvereniging aan de Koningsweg.

Het clubhuis dient als decor voor de eerste korpsfoto en later geruime tijd ook als repetitielokaal. De contributie wordt vastgesteld op vijftien centen per week, maar al gauw komt daar een dubbeltje bovenop om de, ondanks alle steun, ontstane schulden te kunnen aflossen. Bovendien wordt van elk korpslid een gulden inschrijfgeld gevraagd, eventueel te voldoen in vier termijnen van een kwartje. Vaste repetitieavond is de vrijdagavond

De repertoirekeuze komt in handen van dirigent Martineau. Over de datum van het eerste optreden van De Walskoning-en spreken de archieven elkaar tegen. Het blad ‘Samen’ spreekt ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van de Hoogovens Harmonie in 1955 (!),  in feite vier jaar te laat, over het eerste optreden in februari 1942. De juiste datum is echter 27 juli 1941. Op die fraaie zomerdag presenteert het korps zich tijdens een bootreisje van de personeelsvereniging naar Schoorldam. Aan boord klinken de eerste korpsklanken van De Walskoningen voor publiek. “Een ieder genoot van de pittige klanken”, zo schrijft een regionaal dagblad daags na het succesvolle uitstapje, daaraan toevoegend “jammer dat het touwtrekken der heeren weegens tijdgebrek moest vervallen”.

Oorlog en Bevrijding

Na de bootreis volgt op 19 september 1941 de eerste serenade voor dirigent Martineau, die zijn 30-jarige “echtvereniging” viert. Van een heus concert is pas sprake op 19 en 20 oktober dat jaar, wanneer De Walskoningen concerteren op avonden van toneelvereniging Het Voetlicht. Op 11 en 18 januari 1942 wordt dat nog eens herhaald. De muzikanten zijn vooraf behoorlijk nerveus en de opmerking van de dirigent Martineau “maak je niet zenuwachtig, dat doe ik wel” kan slechts bij een enkeling de spanning verminderen. Op het programma voor deze concertenreeks staan onder meer ‘Death of Glory’, ‘l’Amabile’ en ‘Voorwaarts Mars’. In bezet Nederland legt het Duitse opperbevel na enige tijd ook het verenigingsleven aan banden. Voor daadwerkelijk vrij opererende verenigingen is geen plaats meer. Elke vorm van kunstbeoefening wordt slechts toegestaan indien men zich aansluit bij de ‘Kulturkammer’.

Aansluiten of niet? Die vraag moet op zeker moment door De Walskoningen worden beantwoord. Men weet zeker dat afwijzing van aansluiting bij de Kulturkammer zonder meer het vroegtijdige einde van het harmoniekorps betekent. Op 7 mei 1942 staat het korps tijdens een speciale ledenvergadering voor de keuze: of zich schikken naar wat de bezetter voorschrijft of kiezen voor de vrije wil. Kiest men voor het laatste, dan betekent dat niets anders dan stoppen. Er volgt een schriftelijke stemming. De uitslag is overduidelijk: 14 stemmen tegen aansluiting, 1 stem voor en 1 blanco. Door deze uitslag is het maken van muziek onmogelijk geworden. De leden gaan uiteen, het wachten is op betere tijden. Er volgen drie oorlogsjaren van angst, honger en verdriet. De instrumenten worden weggestopt, onvindbaar voor de Duitsers, en later duiken ook enkele leden van het korps onder.

Direct na de bevrijding begint het gehavende Nederland aan de wederopbouw, ook van het verenigingsleven. Al in mei 1945 pakt de gedreven voorzitter Bal de draad weer op. Er blijkt nog een zeer redelijke kern van oud-leden in de IJmond te wonen. En vrijwel alle instrumenten komen weer boven water. Er zijn nog vijftien leden, die het korps nieuw leven willen inblazen. En omdat dirigent Martineau niet direct beschikbaar is, wordt de muzikale leiding in handen gegeven van dirigent Schelvis van de muziekvereniging Arion uit Wijk aan Zee. Hij neemt tien Arion-leden mee, zodat in de zomer van 1945 het herboren muziekkorps met 25 muzikanten aan de slag kan. Al op 31 augustus, met een mars door Beverwijk op Koninginnedag 1945, en even later, als enkele in de oorlog geroofde machines van Walserij-West per boot worden teruggebracht, treedt het gezelschap aan.